Schadelijkheid stoffen was sinds 1964 bij DuPont bekend

DEN HAAG / DORDRECHT / SLIEDRECHT – Chemiebedrijf DuPont beschikte gedurende de gehele onderzoeksperiode over actuele kennis over de schadelijkheid van de stoffen PFOA en DMAc. Niet altijd werd veilig gewerkt en de toenmalige Arbeidsinspectie liet jaren steken vallen. Dat blijkt uit het feitenonderzoeksdocument ‘PFOA en DMAc in de productie van Teflon en Lycra bij DuPont (1964-2012), Nota van Bevindingen – Feitenonderzoek ten behoeve van lessen voor de toekomst’ opgesteld door de Inspectie SZW (iSZW).

DuPont weet al tientallen jaren wat de gevolgen zijn van het gebruik DMAc en PFOA. (Foto Hans van der Aa / Sliedrecht24)

“Veelal genereerde het bedrijf de kennis zelf in eigen laboratoria, verkreeg deze van collega-bedrijven in de chemische industrie of haalde deze uit andere bronnen. De bedrijfskennis was vooral voor eigen gebruik en werd niet altijd of pas later openbaar gemaakt. DuPont paste de kennis onder meer toe om te beoordelen wat een veilig niveau van blootstelling aan deze stoffen was binnen het eigen bedrijf. DuPont beschikte over eigen bedrijfsgrenswaarden voor PFOA en DMAc, die regelmatig werden geëvalueerd aan de hand van actuele kennis. DuPont hanteerde deze bedrijfsgrenswaarden vóór sprake was van normstelling door de overheid voor deze stoffen”, stelde de iSWZ vast.

Gevolgen
Vanaf begin jaren zestig van de vorige eeuw is volgens de iSWZ wetenschappelijke kennis opgebouwd over de gezondheidseffecten van PFOA en DMAc, al was deze informatie in het geval van PFOA niet eerder dan in 1980 publiekelijk beschikbaar. De belangrijkste effecten van DMAc bleken in eerste instantie levertoxiciteit en luchtwegirritaties. In 1962 werd voor het eerst een verband gelegd tussen DMAc en effecten op de voortplanting. Vanaf halverwege de jaren zeventig werd uit dierproeven steeds duidelijker dat blootstelling aan DMAc nadelige gevolgen kan hebben voor de ongeboren vrucht. Uiteindelijk heeft dit in 2001 geleid tot classificatie van DMAc door de EU als een stof die schadelijk is voor de ontwikkeling van het nageslacht. PFOA blijkt schade te kunnen geven aan de lever, het nageslacht en het immuunsysteem. Ook kan de stof bij proefdieren kanker veroorzaken. In 1980 kwam voor het eerst naar buiten dat PFOA slecht afbreekt in het lichaam. Uit onderzoek bij mensen die zijn blootgesteld aan PFOA blijkt in meer of mindere mate een mogelijk verband met hoge cholesterolwaarden, darmontsteking, schildklierontsteking, testes- en nierkanker en een hoge bloeddruk tijdens zwangerschap. De EU heeft PFOA in 2013 geclassificeerd als giftig voor de lever, schadelijk voor de ontwikkeling van het nageslacht en mogelijk kankerverwekkend. De stof is in 2013 door de EU opgenomen op de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen, vanwege de zorg voor zijn effecten op de voortplanting en voor zijn persistentie in mens en milieu.

Niet altijd veilig
De verplichte voorlichting en instructies over en het interne toezicht op het veilig omgaan met gevaarlijke stoffen vormden een belangrijk onderdeel van het bedrijfsveiligheidsbeleid, zo blijkt uit de geleverde documenten. Op diverse plaatsen in de Nota van Bevindingen is te lezen dat er niet altijd veilig werd gewerkt. Zo meldt de bedrijfsgezondheidsdienst in 1992 dat voorgeschreven beschermingsmiddelen niet altijd worden gebruikt en ‘job-procedures’ niet altijd worden opgevolgd. Elders in de Nota van Bevindingen komen de productieomstandigheden naar voren als oorzaken van belemmering voor het veilig omgaan van de stoffen PFOA en DMAc Zo blijkt uit een document van DuPont uit 1992 dat medewerkers het hanteren van de bepaalde voorgeschreven bescherming bij het werken met dunne Lycradraden onwerkbaar vindenIn de Teflonfabriek had het betrokken personeel in de periode 1981-1990 regelmatig zorgen en vragen over het stuiven van poedervormige PFOA bij diverse handelingen. In 1995 werd in de laatste productieprocessen het poeder vervangen door vloeibaar PFOA.

Onderzoek
PFOA en DMAc zijn allebei stoffen die bij contact met de huid gemakkelijk in het lichaam worden opgenomen. Door uitvoering van een programma van biologische monitoring heeft DuPont met deze blootstellingroute rekening gehouden. Voor DMAc is men daarmee in 1974 gestart, door metingen uit te voeren van een omzettingsproduct van DMAc in de urine van werknemers in de Lycrafabriek. Het biologische monitoringsprogramma voor PFOA (en andere fluorverbindingen) begon in 1981 in de vorm van het meten van fluor in het bloed van fluorpolymeerproductie-medewerkers en duurde volgens de beschikbare informatie drie jaar. Het programma werd – afgezien van een kleinschalige herneming in 1997 en 2000 – daarna gestopt en in 2005 hervat in de vorm van metingen van PFOA in het bloed. De bedrijfsleiding heeft het programma in de jaren tachtig en negentig stopgezet, omdat men in de Teflonfabriek in de Verenigde Staten (VS) ook gestopt was met de monitoring. Het personeel in Dordrecht voerde als tegenargument aan dat de situatie niet vergelijkbaar was omdat men in de VS, in tegenstelling tot de fabriek in Dordrecht, eerder was overgegaan op de vloeibare vorm van PFOA.

Arbeidsinspectie
De toenmalige arbeidsinspectie liet jaren steken vallen. Vanaf de start van de productie van Lycra en Teflon bij DuPont in 1962 tot halverwege de jaren negentig is er een aantal keren contact geweest tussen het bedrijf en de Inspectie. Deze contacten volgden onder andere uit de verplichting om arbeidsveiligheidsrapporten (AVR) op te stellen en de Inspectie te informeren. “Voor zover is na te gaan gingen de contacten niet over blootstellingsvraagstukken”, concludeert de iSWZ. In de periode tussen 1997 en 1999 voerde de Arbeidsinspectie bij 474 bedrijven inspecties uit in een apart project gericht op arbeidsomstandigheden bij chemische bedrijven. Het is onbekend of DuPont een van de geïnspecteerde bedrijven is geweest. Informatie uit de archieven, interviews en documentatie van DuPont maakt duidelijk dat de Inspectie ook in de periode 1991 tot 2000 contacten onderhield met het bedrijf, onder andere met betrekking tot de vereisten ten aanzien van het opstellen van rapportages over het beheersen van risico’s. Het woord gezondheid valt niet. Tussen 2011 en het voorjaar van 2016 heeft de Inspectie 14 handhavingsinstrumenten toegepast bij het bedrijf, alle niet gerelateerd aan de blootstellingsrisico’s van DMAc en/of PFOA. De interventies hadden betrekking op diverse aspecten van het toezicht, waaronder het beoordelen van de risico’s van zware ongevallen en het treffen van maatregelen om zware ongevallen te voorkomen. Geen van de interventies betrof specifiek de (langdurige) blootstelling aan gevaarlijke stoffen. “Het feitenonderzoek heeft betrekking op een periode van 45 jaar. In die periode is er veel veranderd in kennis, normstelling, wetgeving en toezicht. Ik wil er op wijzen dat de voorgaande resultaten bezien moeten worden in het licht van die ontwikkelingen”, schrijft demissionair-minister Lodewijk Asscher (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar de inspectie (de vroegere arbeidsinspectie-red,) onder valt.

3 gedachten over “Schadelijkheid stoffen was sinds 1964 bij DuPont bekend”

  1. Wie op bezoek kwam bij DuPont moest verplicht een filmpje bekijken hoe goed het bedrijf het wel was. Dit was dus om bezoekers zand in de ogen te strooien. Je denkt dat zoiets alleen in bananenrepublieken gebeurt. Regels maakt het bedrijf zelf en ambtenaren zonder kennis controleren de regels. Hopen dat het OM ballen toont en bedrijf en ambtenaren stevig laat boeten.

  2. Is deze handelswijze ten opzichte van het personeel, maar ook ten opzichte van de omwonenden geen crimineel gedrag?
    Weten dat je het personeel en mogelijk omwonenden bewust met gezondheid-schadelijke gevolgen opzadelt.

Plaats een reactie

*=Verplicht veld