Dijksma: ‘Ongerustheid en onzekerheid wegnemen’

DEN HAAG / REGIO – Staatssecretaris Sharon Dijksma (PvdA) van Milieu wil dat verschillende acties worden ondernomen na kennis te hebben genomen van de uitkomsten van het RIVM-rapport naar de PFOA-zaak bij voorheen DuPont in Dordrecht. Dat schrijft de bewindsvrouw donderdagmorgen 24 maart 2016 in een brief aan de leden van de Tweede Kamer. Wij publiceren de gehele brief hieronder.

Staatssecretaris Sharon Dijksma van Milieu. (Foto ministerie van I&M)

De brief:
Mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bied ik u hierbij het rapport van het RIVM aan over de gevolgen van de emissie van PFOA. In dit rapport wordt ingegaan op de gezondheidsrisico’s voor direct omwonenden van de fabriek van Chemours (voormalig DuPont) in Dordrecht. Bij het verzenden van deze brief zal het rapport ook op de website van het RIVM voor eenieder toegankelijk worden gemaakt.

Bij omwonenden en werknemers van de DuPontfabriek te Dordrecht is bezorgdheid ontstaan over blootstelling in het verleden aan de stof PFOA en de mogelijke gevolgen voor de gezondheidseffecten daarvan. Ik neem die zorgen zeer serieus. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft op verzoek van mijn ambtsvoorganger onderzoek gedaan en komt tot een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen neem ik over, in samenspraak en samenwerking met de lokale bevoegde gezagen. In deze brief wordt uiteengezet wat dat inhoudt.

Het RIVM onderzoek

Aanleiding RIVM-onderzoek
In oktober vorig jaar heeft u van de toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden ontvangen op schriftelijke vragen van de leden Jacobi, Cegerek en Wolbert (allen PvdA) en van het lid Smaling (SP) over de uitstoot van de stof PFOA.
Bij die beantwoording is aangegeven dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu opdracht zou geven aan het RIVM om te onderzoeken tot welke concentraties PFOA in lucht en water de uitstoot van de DuPontfabriek in Dordrecht kan hebben geleid, om op basis hiervan een inschatting te maken van eventuele gezondheidsrisico’s. Dit onderzoek is nu afgerond en de rapportage die van het RIVM is ontvangen, treft u hierbij aan.

Uitkomsten van het RIVM-onderzoek
Het RIVM-onderzoek richt zich op de mogelijke gezondheidsrisico’s die de inwoners van Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht nu lopen en mogelijk in het verleden hebben gelopen. Allereerst heeft het RIVM een grenswaarde afgeleid voor langdurige blootstelling aan PFOA. Deze grenswaarde geeft aan hoeveel PFOA in het bloed mag worden aangetroffen zonder dat daarvan gezondheidseffecten te verwachten zijn. Vervolgens heeft het RIVM berekend van welke blootstelling sprake kan zijn geweest bij de inwoners van Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht. Daarbij is rekening gehouden met de ‘inname’ van PFOA via de lucht, de voeding en het drinkwater. In het bijgevoegde RIVM-rapport wordt preciezer ingegaan op de onderzoeksaanpak.

Het RIVM verwacht op basis van de verrichte modelberekeningen dat:
de hoeveelheid PFOA die in het bloed kan worden aangetroffen bij de omwonenden in de directe omgeving van de fabriek vanaf ongeveer 2002 beneden de waarde ligt die gezondheidsrisico’s met zich mee kan brengen;
bij de omwonenden in de directe omgeving van de fabriek in de periode vóór 2002 wel langdurige overschrijdingen van de grenswaarde kunnen zijn voorgekomen. Bij zo’n blootstelling zijn gezondheidseffecten, zoals effecten aan de lever, niet uit te sluiten. De eerste berekeningen geven geen aanleiding te concluderen dat er verhoogd risico is voor nakomelingen (“reproductie-toxiciteit”) en geven aan dat het verhoogd risico op kanker beperkt is. In vergelijking met andere milieufactoren is dit een verwaarloosbaar risico;
bij de inwoners van Dordrecht en Sliedrecht buiten de directe omgeving van de fabriek nu en in het verleden geen overschrijdingen van de grenswaarde in het bloed zijn voorgekomen.

Aanbevelingen van het RIVM onderzoek
Het RIVM benadrukt dat aanvullend onderzoek nodig is om tot een completer beeld te komen, en doet vier aanbevelingen die samengevat als volgt luiden:
Doe metingen in drinkwaterwinpunten ten noorden van de Merwede (stroomafwaarts van de fabriek) naar concentraties PFOA.
Voer een nadere evaluatie uit van de beschikbare gezondheidskundige literatuur (epidemiologische informatie), om de conclusies te staven en te bezien of er elders wellicht andere specifieke klachten of aandoeningen bekend zijn die aan bepaalde concentraties PFOA kunnen worden gekoppeld.
Controleer via een gerichte steekproef onder omwonenden of (aan de hand van daarbij gevonden bloedwaarden) vastgesteld kan worden of de concentraties PFOA anno 2016 inderdaad onder de grenswaarde liggen.
Doe nader onderzoek naar de risico’s die werknemers hebben gelopen.

Vervolgacties naar aanleiding van het RIVM-onderzoek
Het uitvoeren van de benodigde acties vereist een gezamenlijke en goed afgestemde inspanning van verschillende partijen. Op mijn initiatief zijn daarom de rijkspartijen onlangs met de betrokken bestuurders van de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht bij elkaar gekomen om gezamenlijk te spreken over de te nemen vervolgacties. Hoewel meerdere partijen betrokken zijn, is de verdeling van verantwoordelijkheden helder. Bij onderstaande acties is dat waar nodig nader gespecificeerd.

In dit overleg met de bestuurders zijn de volgende afspraken gemaakt.

Informatievoorziening
De provincie Zuid-Holland en de gemeente Dordrecht organiseren in samenwerking met de Dienst Gezondheid en Jeugd (voormalige GGD voor de regio Zuid-Holland Zuid) een informatie-avond voor bewoners van de drie gemeenten, waarin de resultaten van het RIVM-rapport worden toegelicht.
Gemeenten zullen de informatievoorziening naar hun inwoners en bedrijven actief oppakken via de verschillende media.

Bij de Dienst Gezondheid en Jeugd kunnen mensen terecht die zich zorgen maken of informatie willen hebben. Ook kunnen zij contact opnemen met hun huisarts. De Dienst Gezondheid en Jeugd en het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) zijn beschikbaar om huisartsen bij vragen te ondersteunen.

De aanbevelingen van het RIVM
Aanbeveling 1: metingen in drinkwaterpunten
De beschikbare meetgegevens in drinkwater en drinkwaterbronnen geven geen aanleiding tot zorg. Om risico’s uit te sluiten, wordt de aanbeveling van het RIVM overgenomen om aanvullende metingen te doen in het intrekgebied van de drinkwaterwinningen stroomafwaarts van de voormalige DuPont fabriek (leveringsgebied Het Groene Hart). Het betreffende drinkwaterbedrijf Oasen draagt zorg voor de aanvullende metingen.

Om mogelijke risico’s te bepalen, heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het RIVM gevraagd om naar aanleiding van de inzichten in het rapport met een advies te komen voor een stofspecifieke richtwaarde voor PFOA in drinkwater. Het RIVM zal op basis van deze richtwaarde en de meetgegevens van Oasen met een verdere analyse en risicoduiding komen. Hierover wordt de Kamer voor de zomer nader geïnformeerd.

Aanbeveling 2: nadere evaluatie van de beschikbare gezondheidskundige literatuur
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu zal, samen met de provincie Zuid-Holland, het RIVM opdracht geven om de nadere evaluatie van gezondheidskundige gegevens uit te voeren. Deze evaluatie zal binnen een jaar afgerond zijn.

De Dienst Gezondheid en Jeugd heeft inmiddels een eerste analyse van het voorkomen van bepaalde vormen van kanker rond de fabriek uitgevoerd. Hieruit blijken geen afwijkingen ten opzichte van het landelijk gemiddelde.

Aanbeveling 3: steekproef onder omwonenden ter validatie van het rekenmodel
De Provincie Zuid-Holland zal opdracht geven om een gerichte steekproef onder omwonenden uit te voeren. Dit gebeurt in samenwerking met de betrokken gemeenten en de Dienst Gezondheid en Jeugd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu zal ondersteuning bieden. Door deze steekproef kan gecontroleerd worden of de bloedserumwaardes voor het jaar 2016 inderdaad onder de gezondheidskundige grenswaarde liggen. Deze informatie zal het rekenmodel verder onderbouwen. Daarmee kan een betere inschatting worden gemaakt of aanvullend gezondheidsonderzoek toegevoegde waarde heeft.
Dit vereist een zorgvuldige voorbereiding en onderzoeksopzet, conform het rapport van het RIVM. Uitvoering hiervan kan twee jaar vergen. De ambitie is om tussentijds de eerste resultaten te rapporteren. Het onderzoek vergt zoveel tijd, omdat de zorgvuldigheid vereist dat de protocollen voor het onderzoek vooraf goed zijn uitgewerkt, dat de steekproef adequaat wordt getrokken, en dat het onderzoek en de analyses nauwkeurig worden uitgevoerd.

Aanbeveling 4: nader onderzoek werknemers
Inspectie SZW is een onderzoek gestart naar de beheersing van de huidige situatie, de destijds gehanteerde werkprocessen en de daarbij behorende maatregelen om de blootstelling voor werknemers te beperken. Indien noodzakelijk kan Inspectie SZW het bedrijf verplichten om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan te bieden.

Overige acties
Emissiegegevens
De provincie Zuid-Holland doet nader onderzoek naar de emissiegegevens (lucht) van de periode vóór 1998. Rijkswaterstaat zal hetzelfde doen voor de emissies naar het water. Hoe meer exacte gegevens er beschikbaar komen, des te nauwkeuriger zal bepaald kunnen worden of en wanneer er sprake is geweest van overschrijding van de grenswaarde.

Bodemverontreiniging
Rond de fabriek bevindt zich een bodemverontreiniging van diverse stoffen die in de jaren negentig van de vorige eeuw is vastgesteld. Door het toenmalige bevoegd gezag zijn de risico’s in 1999 aangepakt met een beheerssysteem. Dit systeem wordt jaarlijks door de gemeente Dordrecht (sinds 2002 bevoegd gezag voor de bodemverontreiniging) gemonitord door middel van metingen. In 2005 is door DuPont gemeld dat er een bodemverontreiniging met PFOA aanwezig is, die zich bevindt binnen de al bekende, eerder gemelde verontreiniging. Het bestaande beheerssysteem zorgt er voor dat deze verontreiniging zich niet verder in de bodem kan verspreiden. De gemeente Dordrecht concludeert dat het beheerssysteem adequaat functioneert. Om risico’s uit te sluiten zullen de gemeente en Rijkswaterstaat gezamenlijk bekijken wat het effect kan zijn van de lozing van een kleine hoeveelheid PFOA vanuit de bodemsaneringinstallatie op de Merwede.

Import en productie van PFOA
De stof PFOA is in 2013 op de Europese lijst van uit te faseren stoffen geplaatst (kandidaatslijst van stoffen voor bijlage XIV van de REACH-verordening). Dit betekent dat, behoudens gebruik in door de Europese Commissie vergunde bedrijven, de stof zelf in de toekomst verboden wordt. De Europese wetgever heeft hier echter nog geen specifieke termijn voor bepaald.
Los van een productie- en importverbod zou de stof als onderdeel van producten nog wel in de EU geïmporteerd kunnen worden. De Noorse en Duitse regering hebben daarom een voorstel ingediend voor het EU-breed verbieden van deze import in producten, via plaatsing van de stof op bijlage XVII van de REACH-verordening. Ik zal namens Nederland het voorstel van de Noorse en Duitse regering steunen. Naar verwachting zal de Europese Commissie dit jaar een besluit nemen over dat voorstel.

Concluderend
De gezondheid van de omwonenden en de medewerkers van de DuPont/Chemoursfabriek staat voorop. Ongerustheid en onzekerheid moeten zoveel als mogelijk worden weggenomen. Het RIVM-rapport geeft een aantal eerste antwoorden op vragen die bij betrokkenen leven. Ik wil zo veel mogelijk helderheid hebben. Daarom zijn met betrokken instanties en overheden de hiervoor genoemde afspraken gemaakt.

De acties die in deze brief zijn opgenomen, worden direct in gang gezet. Ik zal uw Kamer in ieder geval voor de zomer informeren over de voortgang van deze acties.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Sharon A.M. Dijksma

Plaats een reactie

*=Verplicht veld