SLIEDRECHT – De grond aan de Parallelweg in Sliedrecht-Noord blijkt veel meer PFOA te bevatten, dan tot nu toe gecommuniceerd door de gemeente Sliedrecht. De gestorte grond had een lagere waarde. “De aangetoonde gehalten in de ontvangende bodem zijn hoger dan de gehalten die in de partijkeuring van de af te voeren grond van het Land van Matena te Papendrecht zijn vermeld”, bericht de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) maandagmiddag 10 september 2018. Juist dinsdagavond 11 september 2018 is er een beeldvormende bijeenkomst met OZHZ in het raadhuis over de grondtransporten. Vraagtekens kan je ook zetten bij het RIVM-onderzoek, want ook daarin worden andere waarden gemeld van grond dichtbij chemiebedrijf DuPont/Chemours en ‘buiten het blauwe gebied’.
De grond ging vanaf half mei 2018 van het Land van Matena naar een stuk weiland van Jan Vink in Sliedrecht-Noord. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de ontvangende bodem PFOA aanwezig is in gehalten variërend van 21 tot 72 μg/kg d.s. Deze gehalten zijn hoger dan de gehalten die op grond van de ligging van de locatie werden verwacht (herziene handreiking toepassing van PFOA houdende grond Zuid-Holland Zuid, d.d. 13 juni 2018, zone 1, verwacht gehalte PFOA 0 – 10 µg/kg d.s. – red). (© Archieffoto RPAS Peter Donk / Dronetv.nl)
In opdracht van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voerde Tritium Advies B.V. vestiging Prinsenbeek een verkennend bodemonderzoek uit op de locatie Parallelweg. Aanleiding voor het onderzoek was het toepassen van PFOA-houdende grond op de onderzoekslocatie. “Deze grond is afkomstig van het Land van Matena te Papendrecht en is toegepast om de onderzoekslocatie op te hogen. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de gehalten PFAS (Perfluoroctaanzuur en Perfluoroctaansulfonzuur, ook wel afgekort als PFOA en PFOS) van de ontvangende bodem”, schrijft OZHZ. Het rapport is maandagmiddag toegevoegd aan de agenda en de raad is daarover geïnformeerd. Er valt door de OZHZ heel wat uit te leggen.
Omgespit
Op de locatie van herkomst is in 2017 een partijkeuring uitgevoerd. De voorbelastingsgrond is hierbij gekeurd als deelpartijen A tot en met C, G en H. De concentraties PFOA in deze partijen varieerden van 4,1 tot 6,7 µg/kg d.s. Volgens het vigerende beleid zijn deze partijen daarmee onder voorwaarden toepasbaar op locaties elders. “Tijdens de uitvoering van het veldwerk bleek, bij aankomst van de veldwerker op de locatie, dat een aannemer met een kraan bezig was met het omspitten van het maaiveld. Op het moment van aankomst was reeds circa 90% van het locatieoppervlak omgespit. Door het omspitten is de opgebrachte grond geroerd met de bovengrond van de oorspronkelijke bodem. Onderzoek van de oorspronkelijke bovengrond (de ontvangende bodem) was hierdoor op dit terreindeel niet meer mogelijk”, aldus OZHZ in een samenvatting van het onderzoeksrapport, waarin werd gesproken over het mengen van de oorspronkelijke bodem en de sterk PFOA houdende grond.
Puin in grond
Aan de zuidzijde van de onderzoekslocatie bleek een oppervlakte van 2.685 m2 nog niet te zijn omgespit, terwijl dit wel was opgehoogd. De twee afwateringsgeulen op de locatie waren eveneens niet omgespit, net als een slootkant. “In overleg met de opdrachtgever is besloten deze terreindelen te bemonsteren, om een globaal beeld van de gehalten PFAS in de ontvangende bodem te krijgen. Omdat de boringen voor het onderzoek niet representatief over de gehele ontvangende bodem konden worden verdeeld, kan alleen een conclusie worden getrokken over het onderzochte deel van de locatie. Uit de zintuigelijke waarnemingen blijkt dat de opgebrachte grond bestaat uit zwak tot sterk zandige klei, niet tot matig humeus met een neutraal bruingrijze kleur. De opgebrachte grond blijkt over de gehele locatie sporen tot zwakke bijmengingen met puin te bevatten”, stelt OZHZ. Dit komt volgens OZHZ overeen met de beschrijving van de voorbelastingsgrond in de partijkeuring die op de locatie van herkomst is uitgevoerd.